De basis van de collectie prenten wordt al in de tweede helft van de 19de eeuw. De verzameling Van Lokeren werd in 1873 geschonken door de echtgenote van Auguste Van Lokeren en bestond uit losse kaarten, prenten en zichten. In 1875 schenkt de Gentenaar Adolf Sunaert onder het dynamische bewind van bibliothecaris Ferdinand Vander Haeghen zijn prentencollectie, in die tijd een van de belangrijkste privéverzamelingen van het land. In de tweede helft van de 19e eeuw groeide de collectie behoorlijk aan door een actief aankoopbeleid en door verschillende schenkingen. In 1890 kwam daar de aankoop van de “historisch-topografische Atlas Goetghebuer” bij, een schitterende verzameling van architect Pierre-Jacques Goetghebuer. Dit was eigenlijk en pronkstuk van het stadsarchief maar werd vermoedelijk door plaatsgebrek in de bibliotheek ondergebracht. In 1934 vroeg het stadsbestuur de universiteitsbibliotheek de Atlas terug te geven aan het Stadsarchief. Volgens de overeenkomst van 1890 moest de universiteit dit inderdaad doen, maar het probleem was dat de Atlas toen al bijna verviervoudigd was met nieuwe aanwinsten van de stad én de universiteit. Het gaat over de toevoeging van de atlassen Van Lokeren en Vander Haeghen, donaties van de heer Sunaert, Den Duyts, Lammens, Paul Voituron, Madame la comtesse douairière de Kerchove de Denterghem (1890) en enkele anderen. In 1910 werd de collectie aangevuld met het legaat Prosper Claeys dat o.a. bestond uit ‘[e]en atlas van stedelijke plans en zichten, bewaard in elf groote dozen, ….. In 1918-1819 de schenking van Ch. Gilleman - een mooie verzameling zichtkaarten en plans van Belgische en Franse steden - alsook aankopen bij o.m. L. Saalmann (Berlijn). Etc… Het was heel onduidelijk welke stukken eigendom waren van de stad en welke van de universiteit. Als oplossing werd in 1934 de Atlas gesplitst: het iconografisch materiaal inclusief aanwinsten werd overgebracht naar het Stadsarchief, terwijl de kaarten en plannen in de Universiteitsbibliotheek bleven. Vandaag omvat de prentencollectie ca. <10000 prenten, waarvan nog een 4000 onverwerkt. Daarbij is recent ook gestart met het verdelen tussen de tekeningen- en prentencollectie van een aantal oudere thematische fondsen zoals de portretten en gelegenheidsstukken (diploma’s, getuigschriften, historische tabellen, etc.). Ook zijn heel wat prenten verkeerdelijk opgenomen in de architectuurcollectie, maar de komende jaren wordt dit rechtgetrokken. Wat we hier niet bijgerekend hebben zijn de vele prenten die in de boeken en albums zitten en we in veelvoud hebben. Denk maar aan de Piranesi collectie of aan de minder bekende fantastische albums van Tiberghien en De Bast.